Driemaal per jaar moeten jullie ter ere van Mij feestvieren. In de maand abib, de maand waarin jullie uit Egypte weggetrokken zijn, moet je op de daarvoor vastgestelde dagen het feest van het Ongedesemde brood vieren. Eet dan zeven dagen lang ongedesemd brood, zoals Ik je heb opgedragen. Niemand mag dan met lege handen voor Mij verschijnen. Verder moeten jullie het Oogstfeest vieren, het feest van de eerste opbrengst van wat je op de akker gezaaid hebt, en tot slot, wanneer aan het eind van het jaar de hele oogst is binnengehaald, het Inzamelingsfeest. Driemaal per jaar dus moeten alle mannen voor de Machtige, de HEER, verschijnen.
Als je een offerdier voor Mij slacht, mag het bloed van het dier alleen vloeien wanneer er niets aanwezig is dat zuurdesem bevat, en het vet van Mijn feestoffer mag niet tot de volgende morgen bewaard worden.
De allereerste opbrengst van je akker moet je naar het heiligdom van de HEER, je God, brengen.
Je mag een geitenbokje niet koken in de melk van zijn moeder.
Ik stuur een engel voor jullie uit om je op je tocht te beschermen en je naar de plaats te brengen die Ik voor jullie bestemd heb. Neem je voor hem in acht, gehoorzaam hem zonder tegenspreken, want hij handelt in Mijn naam en zou jullie je opstandigheid niet vergeven. Als je hem gehoorzaamt en alles doet wat Ik zeg, zal Ik de vijand van jullie vijanden zijn en jullie onderdrukkers onderdrukken. Mijn engel zal voor jullie uit gaan naar het gebied van de Amorieten, de Hethieten, Perizzieten, Kanaänieten, Chiwwieten en Jebusieten, en Ik zal die volken uitroeien. Neem hun gebruiken niet over, kniel niet neer voor hun goden en vereer ze niet; haal hun godenbeelden omver en verbrijzel hun gewijde stenen. Vereer de HEER, jullie God, dan zal Hij je voedsel en je water zegenen en jullie vrijwaren voor ziekten. Geen enkele vrouw in jullie land zal dan een miskraam krijgen of onvruchtbaar zijn, en Ik zal je een lang leven schenken.